Duogram 40


Oplossing Duogram 40

HORIZONTAAL
3. ROMP: E. stoeipartij
5.GENEVA: N. een lettertype; E. soort jenever
8. ZIPPO: N. merk aansteker; E. noppes
10. MENS: E. men’s = van de mannen
11. LO: E.(arch.) ziet!
12. PLUSFOUR: E. plus vier
14. PUMMEL: E. afranselen
15. MARS: E. bederft
16. VETTER: E. onderzoeker
20. SISTERS: N. oude, citerachtig tokkelinstrumenten; E. zusters
22. POES (zie inleiding)
23. HIPPO: N. overjarige hippie; E. hippo(potamus) = nijlpaard
25. RENT: E. huur
27. PRIVATE: E. gewoon soldaat
28. AGAS: N. aga = oosterse titel; E. merk fornuizen
30. POP: E. (laten) knallen
32. LOSS: N. löss; E. verlies
34. CASTOR: N. onafscheidelijke tweelingbroer van Pollux; E. zwenkwieltje
35. AT: E. op
36. GILT: E. jonge zeug
37. GEMS: E. edelstenen
38. HEIR: N. (arch) heerschaar = leger; E. erfgenaam
40. LIFTER: E. (op)tiller
43. EG: E. bv.
45. PART: E. scheiden, delen
47. SAP: E. sul
48. DO: E. (ook) feestje
49. TEEN: AE. tiener
50. POPPERS: N. stimulerende middelen; E. (ook) knallers
53. MEED: E. (form.) loon
54. AA; E. Automobile Association
55. MARE: E. merrie
56. KNELLING: E. klinkend als een doodsklok
58. SNAP: E. (ook) impulsief, ondoordacht
59. NUTS: N. merk candybar; E. (ook) knotsgek

VERTICAAL
1. BEEF: E. (ook) spierkracht, spierballen
2. BAN: E. verbannen, verbieden
3. ROOM: E. ruimte
4. PALLET: E. (ook) strozak
6. EMU: E. emoe
7. VERST: E. werst (oude Russische afstandsmaat)
8. ZOOM: E. zoomen
9. PLUS: N. plu’s; E. (ook) bovendien
12. PE: N. bv.; E. Physical Education = lo
13. SMART: E. pijn
14. PROMPT: E. souffleren
17. ERIN: E. = Ierland
18. TOP: E. tol
19. REEDS: E. houtblazers
20. STOPPAGE: E. stoppage time = extra tijd toegevoegd wegens spelonderbrekingen
21. SPLITTER: E. wegloper, opgever
23. HBO: AE. een betaaltelevisienetwerk
24. BARREL: E. ton, (olie-)vat
25. RELIEF: N. reliëf; E. hulp(-verlening)
26. TASTER: N. soort passer; E. (voor-)proever
29. AMUSES: E. amuseert, vermaakt
31. PILOT: E. piloot
33. SAGE: E. wijs, verstandig
36. GLAD: E. blij
38. HOED: E. wiedde
39. INNING: E. slagbeurt
41. IMPAIR: N. oneven (bij roulette); E. afbreuk doen aan, schaden
42. TOE: E. teen
44. GAVE: E. gaf
46. ROMAN: E. Romein
49. TEMPT: N. 3e pers. enk. van tempen = temperaturen; E. verleid(en)
50. PELT: N. 3e pers. enk. van pellen; E. huid, vacht
51. PAN: N. herrie, rommel; E. wassen in een goudzeef
52. SMELT: E. o.v.t. van smell = rook, stonk
57. GENE: E. = gen