Eclectogram 37


Horizontaal
1. Stapje voor stapje verworven kennis: VOORTSCHRIJDEND INZICHT
10. Zelfs niet de eindbestemming van winkeldochters: STRAATSTENEN – winkeldochters zijn artikelen die maar niet verkocht worden en die men dus ook niet aan de straatstenen kwijt kan.
11. Zie H23.
12. Breekbaar vogeltje: PORSELEINHOENTJE
14. Drankje dat een sleutelaar kan gebruiken? BACO – cola met een scheut Bacardi; klinkt als bahco, een soort Engelse sleutel
15. Aardig consumeren: INNEMEN – een innemend persoon is aardig.
16. Verwant van de handfluit en de neushoorn: KNIEVIOOL – lichaamsdeel + muziekinstrument
17. Zwart gat: WAK
18. Terneergeslagen boswachter: KO – knock-out; verwijzing naar Ko de Boswachtershow, een tv-programma van Burny Bos
19. Lieve Franse jongen: MIGNON – lieveling, schandknaap; Frans voor ‘schattig’
22. Parendans: TANGO – verwijzing naar It takes two to tango.
23. + H11: KOUWE DRUKTE
24. Bestaansgrond: AARDBODEM
25. Troostrijk, maar gevaarlijk drankje: HEULSAP – zie hierboven.
26. Zwaar tillen: GEWICHTHEFFEN
29. + H39 + H40. Desastreuze route: NAAR DE GALLEMIEZE – uitdrukking die in Buurman en Buurman tot mijn vreugde nog steeds wordt gebezigd; gallemieze is een Bargoens woord, vermoedelijk van Jiddische herkomst; samengesteld uit challesj (= zwak) en mies (= kwalijk); je ziet het vaak in het meervoud - onder invloed van de Filistijnen misschien? – maar Van Dale geeft dat alleen als nevenvorm.
31. Hij doet aan windowdressing: ETALEUR
32. Eetbaar muziekinstrument: GAMBA – muziekinstrument (viola da gamba) en soort grote garnaal
33. Vakantieliefde: AMOUR – in Frankrijk ontmoet bv.
34. Over die wagens kun je uren praten: LANGBOMEN – een langboom is een langwagen (verbindingsstuk tussen voor- en achterstel); bomen = (lang) praten, keuvelen
38. Wiskundig (voorgesneden?) ingrediënt: VIERKANTSWORTEL
39. Zie H29
40. Zie H29
41. Kruising tussen zaklopen en koekhappen: CAKEWALK

Verticaal
1. Verwanten van de weidehommel en de graspieper: VELDSPRINKHANEN
2. Allereerste gymnastiekoefening: OORSPRONG
3. Kommer: SCHAALVERGROTING – een kom is een schaal; analogie met bv. dom – dommer (vergrotende trap)
4. Extreme vorm van zwart-witdenken: RASSENWAAN
5. Wiskundig weekdier: DRIEHOEKSMOSSEL
6. Schriel, maar wel keurig: DUNNETJES – dun en netjes
7. Hoefdier waar je op kunt rekenen: ZEBRA – zeer eenvoudig binair rekenapparaat
8. Borrelhapje : COCKTAILWORSTJE
9. Trending topic avant la lettre : TELEFOONKLAPPER
13. Rijke rijken: EMIRATEN
19. Onderwatermonster: MODDERDUIVEL
20. Kledingstuk om weg te geven? OVERHEMD – hemd dat je ‘over’ hebt.
21. Familie van het loopoor en de wandelende nier: ZWERFZENUW – nervus vagus; de zenuw die door een groot deel van het lichaam ‘zwerft’.
26. Vrouwtje: GA – samentrekking van gade (echtgenoot, echtgenote)
27. Wéér zo'n overdreven stijl! NEOBAROK
28. Verre verwant van de ijsvogel en de dakhaas: KAPMEEUW – verwijzing naar ijskap en de kap van een woning
30. Ruimte in de ring: ARMSLAG
34. Hoe heet die mythologische rivier ook weer... LETHE – (de stroom der) vergetelheid (in de onderwereld)
35. Het geheugen kan omfloerst zijn: TROM – het afgekort tot t + ROM (read only memory = computergeheugen); verwijzing naar de omfloerste trom bij een rouwplechtigheid.
36. Wild spel bij de buren: GAME – in het Engels zowel spel als wild (in culinaire zin)
37. Amsterdamdam: IJDIJK – dam = dijk; er bestaat zowel een Noorder als een Zuider IJdijk.